Begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2028 Begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2028

2.2 Duurzaam evenwichtige financiën

Vanuit de VV is aandacht gevraagd voor het evenwicht in de Delflandse financiën op langere termijn. Dit raakt de toedeling van de kosten van de watersysteemheffing, de zorgen over de (gelijkblijvende) rentelast, de stijgende prijzen, de groter wordende opgave door klimaatverandering en de nieuwbouw van de afvalwaterzuiveringsinstallatie De Groote Lucht. Ook worden de Europese Richtlijnen Stedelijk Afvalwater aangescherpt. Zowel in een motie van de VV als in het coalitieakkoord 2023-2027 ‘Water voor Mens en Natuur; een trendbreuk in waterbeheer’ wordt gevraagd om ook op langere termijn, na deze bestuursperiode, een duurzame balans tussen opgaven, kosten, opbrengsten en schuldpositie te blijven realiseren. In de voorbereiding van de begroting is hieraan op meerdere manieren aandacht besteed. Daarbij gaat het onder meer om een jaarlijks sluitende begroting, een houdbare schuldpositie (een NSQ (netto schuldquote) die onder de 250% blijft), een gelijkmatige ontwikkeling van de belastingtarieven en inherent daaraan de lastenprofielen.


Renteontwikkeling

Delfland heeft tot (en met) 2023 niet kunnen profiteren van de rentestand op de kapitaalmarkt. De rente van de leningen die zijn afgesloten in de periode tot 2010 staan vast; de looptijd is een gegeven en de te betalen rente ook. Een vervroegde aflossing zou gepaard gaan met een boeterente, waardoor geen noemenswaardig voordelig effect zou overblijven.

Aangezien sinds eind 2022 de marktrentes zijn gestegen, zal in 2024 de leningenportefeuille en de optie van vervroegd aflossen opnieuw tegen het licht worden gehouden.


Een positief bijeffect van de rentestijging is dat we na jaren van nul rente op het schatkistbankieren sinds het vierde kwartaal van 2022 een interestvergoeding ontvangen op ons uitstaand saldo. De verwachting is dat ook in 2023 en 2024 nog interestvergoeding wordt ontvangen. Vanaf 2025 wordt het saldo negatief en gaat het ons geld kosten.


Leningenportefeuille en financieringsbehoefte

Per 1 januari 2024 bedraagt de langlopende geldleningenportefeuille afgerond € 605,0 miljoen. Deze portefeuille bestaat uit leningen voor de herfinanciering van de PPS uit 2016 en leningen voor de eigen activa. De PPS-lening loopt nog acht jaar; hierop wordt elk jaar circa € 20 miljoen afgelost. De overige leningen worden elk voor zich aan het eind van de looptijd ineens afgelost (op één uitzondering na). In de periode 2024-2028 bedragen de aflossingen in totaal € 98,5 miljoen. De overige € 352 miljoen wordt afgelost in de periode 2029-2039. Zie paragraaf 4.2 voor een verdere toelichting op de leningen.


Voor de aflossingen van de huidige leningen zullen wij naar verwachting vanaf 2026 herfinanciering moeten gaan regelen. Daarbovenop komt de financieringsbehoefte die gaat ontstaan door de grote investeringsopgaven die van 2027 gaan lopen: de nieuwe De Groote Lucht en de Europese Richtlijnen Stedelijk Afvalwater. Hierover zo meteen meer.

Deze ontwikkelingen zijn mede aanleiding om in 2024 het Treasurystatuut te herzien.


Eventueel handback PPS

Een gebeurtenis die een aantal jaar voorbij deze meerjarenraming eventueel gaat plaatsvinden, maar waar we nu al rekening mee moeten houden, is de mogelijke handback van de PPS. Op dit moment beheert Delfluent de assets van de AWZI’s Houtrust en Harnaschpolder en is zij verantwoordelijk voor de prestaties van het zuiveren conform het dienstverleningscontract. Vanaf 2033 komen deze assets (contractueel gezien), inclusief personeel en de bijbehorende kwaliteitssystemen weer terug naar Delfland. De afspraak die daarbij hoort, is dat wij de eerste vijf jaar geen (grote) investeringen hoeven te doen in de twee zuiveringsinstallaties. De drie jaar voorafgaand aan de handback zal Delfluent nog de nodige investeringen doen om die afspraak na te kunnen komen. Het gevolg is dat de vergoeding die wij jaarlijks betalen de laatste drie jaar fors omhoog gaat. Hiervoor voegen wij sinds 2016 jaarlijks € 5,2 miljoen toe aan de egalisatiereserve AWZI Harnaschpolder. Op basis van de laatste berekeningen zal deze reservering onvoldoende zijn en zullen wij vanaf 2024 tot 2031 € 3,3 miljoen per jaar extra moeten doteren aan de reserve om de hogere lasten in 2031-2033 te kunnen compenseren.


Klimaat

Vers van de pers zijn de nieuwste klimaatscenario’s van het KNMI. De komende jaren zijn aanvullende besluiten nodig om Nederland beter voor te bereiden op klimaatverandering later deze eeuw. Maken we nu de juiste keuzes? Dat weten we niet. De scenario’s lopen uiteen, veel is nog onduidelijk, maar volgens het KNMI zijn de gevolgen groot voor Nederland, zelfs in het meest optimistische scenario.


Ook al is nog niet duidelijk hoe snel het klimaat verandert, Delfland bepleit samen met de Unie van Waterschappen om nu al te kiezen "voor een robuuste aanpak en opties open te houden voor toekomstige maatregelen”. De minister van Infrastructuur en Water geeft op zijn beurt aan dat veel dijken nu al versterkt worden met oog op de situatie in 2050. Maar we moeten verder kijken: naar de tweede helft van deze eeuw en zelfs de periode daarna." Hij erkent dat dit veel geld gaat kosten. "Maar niks doen, kost nog veel meer."


Wat dit voor Delfland gaat betekenen, zal de komende jaren duidelijker moeten worden.


Investeringsopgaven

Naast de reguliere investeringen in onze assets staan de komende 10 tot 15 jaar tenminste twee grote opgaven voor de deur: de bouw van een nieuwe zuiveringsinstallatie in Vlaardingen en de implementatie van nieuwe strengere Europese richtlijnen voor de zuivering van het stedelijk afvalwater. De Europese richtlijnen raken alle vier de AWZI’s in ons gebied en dienen voor 2040 te zijn doorgevoerd. Met het ontwerp en de bouw van de nieuwe zuiveringsinstallatie in Vlaardingen houden wij direct rekening met de nieuwe richtlijnen.


Voor de nieuwe zuiveringsinstallatie in Vlaardingen wordt in 2024 begonnen met het opstellen van het schetsontwerp en dat ontwerp wordt in de loop van 2025 verder gedetailleerd. Tegelijkertijd wordt het investeringsplan opgesteld en wordt de omvang van de investering langzaam concreter. Tot die tijd maken wij gebruik van de gegevens die voorhanden zijn. Zo is het huidige cashflowoverzicht met onzekerheid gebaseerd op onder andere het referentieontwerp uit 2022 (probabilistische raming), het feit van een duurdere grondaankoop (per 2027) dan waarmee in het ontwerpkrediet rekening is gehouden, een grove inschatting van randvoorwaardelijke activiteiten en een voorziening om risico’s af te dekken die aan een omvangrijk project als dit hangen.

Ongeacht de omvang van de investering zal het uitgavenpatroon er ongeveer uit gaan zien zoals in onderstaande grafiek is weergegeven.


De meeste investeringen vinden plaats in de periode van 2027 tot en met 2030. Tot 2027 zijn het met name de voorbereidingen (de diverse ontwerpstadia, investeringsplan, Europese aanbestedingen, e.d.) die tot uitgaven leiden en in 2031 betreft het bijvoorbeeld de nazorg. In 2031 gaat de cumulatieve lijn boven de 100% uit om daarna op 100% in 2032 uit te komen. Dat wordt veroorzaakt door de verkoop van de grond waar de huidige De Groote Lucht op staat. In 2024 zal Delfland een kredietaanvraag doen voor de planstudiefase waarmee op 1 januari 2024 wordt gestart.


Een andere grote investeringsopgave die nu nog buiten beeld is, maar mogelijk wel in het volgend decennium gaat spelen, betreft de AWZI Nieuwe Waterweg. In de huidige berekeningen houden we daar nog geen rekening mee.


Gelijkmatige ontwikkeling heffingen (belastingtarieven)

Om de impact van bovenstaande onderwerpen in beeld te brengen, hebben wij doorrekeningen gemaakt die tot buiten het bestek van de meerjarenraming doorlopen. Deze berekeningen helpen ons om beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen voor onder andere de liquiditeitsbehoefte en heffingen. Als wij nu niets doen, dan heeft dat een aantal belangrijke gevolgen:

1.   om in onze financiële behoeften te voorzien, moeten wij over een paar jaar de belastingtarieven en daarmee de heffingen ineens met tientallen procenten verhogen (percentages van 20% en meer);

2.   de NSQ zal vanaf 2030 boven de 250% uitkomen en daar een aantal jaar boven blijven (de hoogte van het percentage en het aantal jaar zijn afhankelijk van de verhoging van de heffingen die dan wordt doorgevoerd).

Het streven naar duurzaam evenwichtige financiën verplicht ons om deze gevolgen te voorkomen en ons voor te bereiden op de komende ontwikkelingen.


Extra opslag voor duurzaam evenwichtige financiën

Om aan onze de toekomstige financiële verplichtingen (investeren, aflossen schulden, betalen rente) te voldoen en tegelijkertijd de heffingen gelijkmatig te laten ontwikkelen, gaan wij boven op de reguliere heffing een extra opslag leggen. Daarmee beginnen wij al in 2024. De extra opslag heeft vooralsnog alleen betrekking op de zuiveringsheffing. In de tabel hieronder zijn de toegepaste opslagen opgenomen, waarbij opgemerkt:

-     de opslagen tot en met 2028 zijn verwerkt in de begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2028. De jaren daarna hebben wij gebruikt voor onze doorrekening;

-     de opslagen werken cumulatief door zoals ook is te zien in de tabel. Met andere woorden: de opslag van 3% in 2025 is boven op de 3% in 2024.


Extra opslag

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

per jaar

3,0%

3,0%

3,0%

2,0%

2,0%

1,0%

1,0%

1,0%

0,0%

Cumulatief

3,0%

6,1%

9,3%

11,5%

13,7%

14,8%

16,0%

17,1%

17,1%


Volgens deze berekening zal de NSQ niet boven de 250% uitkomen en zijn wij in staat om onze leningen af te lossen en rente te betalen. Op basis van de huidige gegevens en te verwachte ontwikkelingen kunnen we vanaf 2032 stoppen met de extra opslag. Cumulatief leidt dit scenario tot een extra opslag van 17,1% in 2031.


In onderstaande grafiek zijn de twee opties weergegeven: (1) we doen nu niets en we verhogen de heffingen wanneer de NSQ boven de 250% dreigt uit te komen en (2) we gaan vanaf 2024 een extra opslag doorvoeren conform bovenstaande tabel.

De zwarte lijn is een NSQ van 250% (norm). Als we nu niets doen en de heffing pas verhogen als de NSQ boven de 250% dreigt uit te komen, dan is de minimale verhoging van de zuiveringsheffing circa 20% (eenmalig in 2030). Met een dergelijke verhoging van de heffing komt de NSQ pas na zeven jaar weer onder de norm terecht (oranje lijn). De bijbehorende ontwikkeling van de zuiveringsheffing wordt weergegeven door de groene lijn. In 2030 schiet deze hard omhoog om vervolgens boven de blauwe lijn te blijven.

Willen wij dat de NSQ helemaal niet boven de 250% uitkomt, dan zal de eenmalige opslag ongeveer 25% zijn. Inherent daaraan zal de zuiveringsheffing nog hoger boven de blauwe lijn uitkomen.

Met reserveren vanaf 2024 ontwikkelt de zuiveringsheffing zich gelijkmatig (blauwe lijn). De eerste paar jaar zijn de heffingen wellicht hoger dan nodig om de huidige kosten te dekken. Uiteindelijk is over de lange termijn deze optie goedkoper. De NSQ blijft onder een NSQ van 250%.